I: Innerlijke vrijheid door aanvaarding van Gods genade
docent: prof. dr. Markus Matthias

Als Luther spreekt over de vrijheid van een christenmens, dan gaat het nadrukkelijk om innerlijke vrijheid. Die vrijheid ontstaat wanneer ons leven wordt ‘rechtgezet’ door Gods milde vergeving zodat we kunnen leven zoals God dat wil. Geloof bestaat dus in het aanvaarden en omarmen van het geschenk van Gods genade. Maar je kunt het geschenk van Gods vergeving pas echt als geschenk aannemen als je ziet hoezeer je dat geschenk nodig hebt, als je je dus bewust bent van het menselijk tekort.

II: Vrij boven alles uit in verbondenheid met Christus
docent: dr. Theo van Willigenburg of ds. André van der Stoel

Als je Gods belofte van vergeving aanvaardt doe je God recht: je accepteert wie God is (bron van oneindige liefde) en heiligt zo zijn naam. Door te geloven wordt je verbonden met Christus. Die verbinding met Christus begrijpt Luther aan de hand van twee metaforen: reiniging door Christus bloed (een cultisch metafoor) en unificatie (wij zijn met Christus verbonden als bruid en bruidegom). Dat huwelijk is overigens “niet slechts een gemeenschap, maar een weldadig gevecht” (we groeien met vallen en opstaan in die verbinding). Onze verbinding met Christus is dus tegelijk een opdracht tot navolging.

III: Bevrijd tot dienstbaarheid
docent: ds. Willy Metzger

Als we door Gods genade bevrijd worden van schuld en tekort worden we ook gemotiveerd om te groeien in dienstbaarheid aan Hem en aan elkaar. Niet dat we met goede werken iets zouden kunnen verdienen. We werken zoals Adam werkte in de hof: het zijn louter “vrije werken” uit de spontaniteit van de liefde. Gerechtvaardigd door Gods genade doe je het goede spontaan en belangeloos, net zoals je belangeloos je dierbaren bijstaat. Als je goede werken doet uit noodzaak (om een gebod te gehoorzamen, om gerechtvaardigd te worden) dan is hun vrije karakter weg.

IV: Spontaan leven voor de ander: dat is vrijheid!
docent: ds. Susanne Freytag of ds. Marlies Schultz

Hoe vul je de vrijheid in? Wat is het doel van je leven? Als je werkelijk vrij bent kun je doen wat je naaste goed doet. Hoe dien je de ander? Zoals Christus de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen en zich heeft ontledigd zo stelt de vrije Christen de ander boven zichzelf. Immers: een christenmens leeft niet in zichzelf, maar in Christus en in zijn naaste; in Christus door het geloof (waardoor je boven jezelf kunt uitstijgen tot God), in de naaste door de liefde (waardoor je wilt knielen voor de ander). Zo leidt de geestelijke vrijheid tot in vrijheid geschonken naastenliefde.